Efeziërs.

Khabouris codex.

Efeziërs.

De brief van Paulos aan de Ephesoyee.

I. 1:1-14

1.1 PAULOS, een apostel van Jeshu Meshiha door de wil van Aloha, aan degenen die in Ephesos zijn, heiligen en gelovigen in Jeshu Meshiha: 1.2 vrede zij met u, en genade van Aloha onze Vader, en van onze Heer Jeshu Meshiha. 1.3 Gezegend is Hij, Aloha, de Vader van onze Heer Jeshu Meshiha, Wie ons gezegend heeft met alle zegeningen van de geest uit de hemel, in de Meshiha; 1.4 zo als Hij ons voor-gekozen heeft in Hem, van voor de fundamenten van de wereld, opdat we heiligen zouden zijn, en zonder smet voor Hem, en ons in liefde voorbestemde tot Hemzelf, 1.5 en vormde ons tot kinderen in Jeshu Meshiha, volgens de tevredenheid van Zijn wil; 1.6 opdat de heerlijkheid van Zijn genade zou worden geprezen, die genade die Hij heeft uitgegoten over ons, door de hand van Zijn Geliefde: 1.7 in Wie wij verlossing hebben, en door Zijn bloed de vergeving van zonden, volgens de rijkdom van Zijn genade, 1.8 die Hij heeft gemaakt om tot overvloed te zijn in ons in alle wijsheid en in alle inzichten van de Geest; 1.9 en aan ons het mysterie van Zijn wil kenbaar heeft gemaakt, die Hij van te voren had bepaald in zichzelf en welke moeten gebeuren: 1.10 opdat in de bedeling van de volheid van de tijden, alle dingen tot de Ene zouden worden hersteld in de Meshiha, in hemel en op de aarde. 1.11 En door Hem zijn we gekozen, zoals Hij voorbestemde en wilde, die alle dingen werkt volgens de gedachte van Zijn wil; 1.12 opdat wij die eerst hoopten in de Meshiha, zouden zijn tot de eer van Zijn heerlijkheid. 1.13 In wie gij ook het woord van waarheid gehoord hebt, wat het goede nieuws van uw zaligheid is; en in wie gij geloofd hebt en verzegeld werd met de Geest der heiligheid, die beloofd was; 1.14 wat een belofte is van onze erfenis, tot de verlossing van degenen die gered zijn, en tot lofprijs van Zijn majesteit.

II. 1:15-2:3

1.15  Vanwege dit, zie! ook ik, sinds ik hoorde van uw geloof in onze Heer Jeshu Meshiha, en uw liefde voor alle heiligen, 1.16 heb niet opgehouden om dank te geven voor u, en u te herinneren in mijn gebeden; 1.17 opdat de God van onze Heer Jeshu Meshiha, de Vader van heerlijkheid, aan u zou geven de Geest van wijsheid en van openbaring in zijn kennis, 1.18 en zou verlichten de ogen van uw hart, om te weten wat de hoop is van Zijn roeping, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis voor de heiligen, 1.19 en wat de erfenis is van Zijn kracht in ons die geloven, volgens de werking van de kracht van Zijn macht, 1.20 die Hij gewrocht in de Meshiha, en Hem deed opstaan uit de dood, en Hem zette aan Zijn rechterhand in de hemel, 1.21 boven al de vorstendommen, en bevoegdheden, en machtigen, en heersers, en boven elke naam die genoemd is, niet alleen in deze wereld, maar ook in deze die komt; 1.22 en heeft elk ding onderworpen onder Zijn voeten: en Hem die over alles is heeft Hij gegeven om het hoofd van de samenkomst te zijn, 1.23 welke Zijn lichaam is, de voltooidheid, van Hem die alles in allen voltooid. 2.1 Ook gij die dood waart in uw zonden en in uw overtredingen, 2.2 in welke gij te voor wandelde volgens de wereldsheid van deze tijd, en volgens de wil van de prins van de kracht van de lucht, van die geest die actief is in de zonen van ongehoorzaamheid; 2.3 in deze werken waarin we ook te

voor wandelden in de begeerte van ons vlees, de wil doende van ons vlees en van onze gedachten, en de zonen waren van gewelddadige passies, zoals de rest.

III. 2:4-18

2.4 Maar Aloha, die rijk is in Zijn barmhartigheden, en door Zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad 2.5 terwijl we dood waren in onze zonden, Hij maakte ons levend met de Meshiha, en verloste ons door Zijn genade, 2.6 en wekte ons op met Hem, en maakte ons een zetel om te zitten met Hem, in de hemel, in Jeshu de Meshiha, 2.7 opdat Hij in de tijden die komen, de grootheid van de rijkdom van Zijn genade en Zijn goedheid zou kunnen laten zien, die over ons is in Jeshu de Meshiha. 2.8 Want door genade zijn wij behouden door geloof, en dit was niet uit u, maar is het geschenk van Aloha, 2.9 niet uit werken opdat niemand zou opscheppen. 2.10 Want Zijn creatie zijn wij, die zijn gemaakt in Jeshu Meshiha tot goede werken,  welke Aloha heeft bereid van te voor, opdat we in hen zouden wandelen. 2.11 Daarom indachtig zijnde, dat gij heidenen aanvankelijk vleselijk waart, en gij de niet-besnedenen werd genoemd, door dezen die de besnedenen worden genoemd, en het werk is van de handen in het vlees; 2.12 en gij op dat moment zonder de Meshiha waart, en vreemdelingen waart van de verordeningen van Israël, en vreemden  tot het verbond van de belofte, en, zonder hoop, en zonder Aloha waart in de wereld. 2.13 Maar nu, door Jeshu Meshiha, gij die daarvoor ver weg waart, nabij zijt gebracht door het bloed van de Meshiha. 2.14 Want Hij is onze vrede, Hij die de twee tot één heeft gemaakt, en de muur heeft vernietigd, die in het midden stond, 2.15 en de vijandschap, door Zijn vlees; en de wet van voorschriften, met zijn eisen,  heeft Hij afgeschaft, opdat Hij van de twee een nieuwe mens zou kunnen maken in zichzelf, en vrede maken; 2.16 en de twee heeft Hij verzoend in één lichaam met Aloha, en door Zijn kruis heeft Hij de vijandschap gedood. 2.17 En komende, predikte Hij u vrede, aan u die ver weg bent, en aan de nabije; 2.18 daarom, is door Hem voor ons beide een toegang gemaakt door één Geest tot de Vader.

IV. 2:19-3:12

2.19 Daarom zijt gij niet langer meer vreemdelingen en bijwoners maar zonen van de stad van de heiligen, en zonen van het huis van Aloha; 2.20 en gij zijt gebouwd op het fundament van de apostelen en van de profeten, en Jeshu de Meshiha zelf is de belangrijkste hoeksteen van het gebouw; 2.21 en in Hem is het hele gebouw verhoogd en uitgebreid tot een heilige tempel in de Heer, 2.22 terwijl gij ook in Hem gebouwd geworden zijt tot de woning van Aloha door de Geest. 3.1 Op grond van dit, ben ik Paulos, gebonden voor Jeshu Meshiha ter wille van u heidenen: 3.2 indien gij gehoord hebt de bedeling van de genade van Aloha welke mij gegeven was voor u; 3.3 omdat Hij door openbaring aan mij het mysterie bekend maakte, zoals ik aan u heb geschreven in weinige woorden; 3.4 zo dat  terwijl gij dit leest, gij in staat zijt om mijn kennis te begrijpen van het mysterie van de Meshiha, 3.5 welke in andere generaties niet bekend was bij de zonen van mensen, zoals het nu geopenbaard is aan Zijn heilige apostelen en aan Zijn profeten door de Geest; 3.6 opdat de heidenen zonen zouden zijn van Zijn erfdeel en deelgenoten van Zijn lichaam, en in de belofte welke gegeven is betreffende Hem door het evangelie, 3.7 daarvan ben ik een bedienaar gemaakt, volgens de gave van de genade van Aloha, die Hij mij heeft gegeven door de werking van Zijn macht. 3.8 Aan mij, die de minste van alle heiligen ben, is deze genade gegeven, opdat ik de rijkdom van de Meshiha zou prediken onder de heidenen,

welke niet doorzocht zijn; 3.9 en het aan het licht te brengen tot alle mensen wat de bedeling is van het mysterie die verborgen was van de tijden in Aloha, die alles geschapen heeft; 3.10 opdat door de samenkomst de wijsheid van Aloha bekend gemaakt zou worden, welke veelsoortig is, aan de overheden en machten die in de hemel zijn, 3.11 datgene die Hij bereide vanouds, en die Hij heeft uitgevoerd door Jeshu onze Heer, 3.12 door wie we de vrijheid hebben, en toegang met vertrouwen, door het geloof van Hem.

V. 3:13-21

3.13 Daarom bid ik dat ik niet verzwak in mijn ellende, die op uw rekening is, want dit is uw heerlijkheid; 3.14 en ik buig mijn knieën tot de Vader van onze Heer Jeshu Meshiha, 3.15 naar wie het hele vaderschap is genoemd die in de hemel en op aarde is; 3.16 opdat Hij u geven zou, volgens de rijkdom van Zijn heerlijkheid, om te worden bevestigd met kracht door Zijn Geest in uw innerlijke mens; 3.17 opdat de Meshiha zou wonen door geloof in uw harten; in liefde uw wortel en grond bevestigende, 3.18 opdat gij bij machte zou zijn om na te volgen met al de heiligen, wat de hoogte, en diepte, en de lengte, en de breedte is, 3.19 en de uitstekendheid begrijpt van de liefde van de Meshiha, en gevuld worde met al de volheid van Aloha. 3.20 En aan Hem, die bij machte is met kracht alles te doen voor ons, voorbij en boven alles wat we vragen of bedenken, volgens Zijn kracht welke werkt in ons, 3.21 aan Hem is de heerlijkheid in Zijn samenkomst, door Jeshu Meshiha, in alle tijden, voor eeuwig en altijd, Amen.

VI. 4:1-16

4.1 Daarom, bid ik van u, ik, die in banden gebonden ben voor onze Heer, dat gij wandelt zoals het waardig is, in de roeping waarmee u bent geroepen, 4.2 in alle nederigheid van geest, en zachtmoedigheid, en lankmoedigheid, en wees geduldig jegens elkander in liefde. 4.3 En weest ijverig om de eenheid van de Geest te behouden in de gezamenlijke band van vrede, 4.4 opdat gij in één lichaam zoude zijn en in één Geest, zoals gij geroepen zijt in één hoop van uw roeping. 4.5 Want één is de Heer, en één het geloof, en één het doopsel; 4.6 en één is Aloha, de Vader van allen, en over allen, en door allen, en in ons allemaal. 4.7 Maar aan ieder van ons is genade gegeven volgens de mate van de gave van de Meshiha. 4.8 Daarom is het gezegd, Hij is opgestegen op hoogten; Hij leidde gevangenen in gevangenschap, en gaf gaven aan mensen. 4.9 Maar dat Hij opgestegen is, wat is het? behalve dat Hij ook eerst afdaalde in de lage plaatsen van de aarde 4.10 Hij die afdaalde, is Hij die ook opsteeg boven al de hemelen, om alles te vervullen. 4.11 En Hij gaf sommigen wie apostelen zijn, en sommigen wie profeten zijn, en sommigen wie verkondigers zijn, en sommigen wie herders zijn, en sommigen wie leraren zijn; 4.12 voor het perfectioneren van de heiligen, voor het werk van de bediening, voor de stichting van de samenkomst van de Meshiha. 4.13 totdat we allen één zijn in het geloof en in de kennis van de Zoon van Aloha, en volgroeid zijn naar de mate van de gestalte van Zijn volledigheid; 4.14 en dat we geen kinderen meer zijn, heen en weer gegooid en gedragen door elke wind van bedrieglijke leer van mannen, die in hun listigheid misleidingen maken om te verleiden, 4.15 maar word bevestigd in onze liefde, opdat datgene wat van ons is zou kunnen toenemen in de Meshiha, die het hoofd is, 4.16 door wie het gehele lichaam word verhoogd en stevig verenigd in al de ledematen, volgens de gave die gegeven word in verhouding aan elk lid voor de verhoging van het lichaam zelf, opdat in liefde haar structuur zou kunnen worden voltooid.

VII. 4:17-24

4.17 En dit zeg en getuig ik in de Heer, opdat gij voortaan niet meer zou wandelen als de rest van de heidenen, die wandelen in de ijdelheid van hun gedachten, 4.18 en verduisterd zijn in hun begrijpen, en vervreemd zijn van het leven van Aloha vanwege hun onwetendheid, en vanwege de blindheid van hun harten; 4.19 die afgesneden zijn van hun hoop, en zichzelf in hun hebzucht hebben overgeleverd aan wellust en aan de werking van alle onreinheid. 4.20 Maar gij hebt de Meshiha op dezelfde wijze niet geleerd. 4.21 Indien gij waarlijk over Hem hebt gehoord en onderwezen zijt, gelijkerwijze de waarheid is in Jeshu; 4.22 wetende dat gij zou moeten wegdoen van u al uw voormalige gewoontes, die oude mens die corrupt is in bedrieglijke lusten, 4.23 om te worden vernieuwd van uw geest, en van uw gedachten, 4.24 en om die nieuwe mens te dragen, die door Aloha is gemaakt in gerechtigheid en in de heiligheid van de waarheid.

VIII. 4:25-5:2

4.25 Welnu doet dan de leugen weg van u, en iedere man spreke de waarheid met zijn naaste: want wij zijn leden de één van de ander. 4.26 Word verbolgen maar zondigt niet, en laat de zon niet ondergaan over uw toorn, 4.27 en geef geen plaats aan de aanklager. 4.28 En laat hem die gestolen heeft voortaan niet meer stelen, maar werken met zijn handen en goed doen, opdat hij zou te geven hebben aan deze die het nodig heeft. 4.29 Laat geen haatdragend woord uit uw mond komen, maar woorden die aantrekkelijk zijn en nuttig tot opbouw, opdat ze genade zouden voortbrengen aan dezen die ze horen. 4.30 En bedroefd de heilige Geest van Aloha niet, door welk gij zijt verzegeld tot de dag van verlossing. 4.31 Laat alle bitterheid, en felheid, en woede, en geschreeuw, en schandaal worden weggenomen van u, samen met alle boosaardigheid; 4.32 en zijt ten dienste van elkaar, en aanhankelijk, en vergeef elkaar, zoals ook Aloha in de Meshiha ons heeft vergeven. 5.1 Daarom, zijt navolgers van Aloha, zoals geliefde kinderen; 5.2 en wandel in de liefde, zoals de Meshiha ook ons liefhad, en zichzelf overleverde voor ons, een geschenk en een opoffering tot Aloha  als van een goed-geurige zoete geur.

IX. 5:3-21

5.3 Maar ontucht en alle onreinheid en begeerte, laat het onder u niet eens gehoord worden, zoals het de heiligen past; 5.4 noch vuilheid, noch woorden van dwaasheid, of van gejoel, of fabels, welke niet nodig zijn, maar, in plaats van deze, dankbaarheid.  5.5 Maar weet dit, dat een man die een overspelige is, of onzuiver, of begerig, of een afgodendienaar, geen erfenis heeft in het koninkrijk van de Meshiha en van Aloha; 5.6 laat niemand u bedriegen met ijdele woorden; want vanwege deze dingen komt de woede van Aloha over de zonen van ongehoorzaamheid. 5.7 Zijt daarom niet medeplichtig met hen. 5.8 Want gij waart vroeger duisternis, maar nu zijt ge licht in onze Heer. Dus wandelt vervolgens als de zonen van het licht. 5.9 Want de vruchten van het licht zijn in alle goedheid en rechtschapenheid en waarheid. 5.10 En zijt onderscheidende van hetgeen goed is voor onze Heer. 5.11 En heb geen gemeenschap met de werken van de duisternis, welke geen vrucht hebben, maar berisp hen. 5.12 Want hetgeen ze in het geheim doen is zelfs te afschuwelijk om te vermelden. 5.13 Maar alles wordt blootgesteld door het licht, en wordt geopenbaard, en wat openbaart is het licht. 5.14 Daarom is het gezegd, ontwaakt gij slapers, en sta op uit de dood,  en de Meshiha zal u verlichten. 5.15 Zie dan dat gij waakzaam wandelt, niet als dwazen, maar als de wijzen 5.16 die hun tijd inwisselen, omdat de dagen slecht zijn. 5.17 Vanwege dit, zijt niet onwetend, maar begrijp wat de wil is van Aloha. 5.18 En word niet dronken met wijn, waarin onmatigheid is, maar word gevuld met de Geest. 5.19 En spreek tot uzelf met psalmen en met hymnen  en met liederen van de Geest, zingende met uw harten voor de Heer. 2.20 En wees altijd dankbaar over alle dingen tot Aloha de Vader in de naam van onze Heer Jeshu Meshiha. 5.21 En zijt toegewijd aan elkaar in de liefde van de Meshiha.

X. 5:22-6:9

5.22 Vrouwen, zijt toegewijd aan uw echtgenoten zoals aan de Heer. 5.23 Want de echtgenoot is het hoofd van zijn vrouw, zoals de Meshiha het hoofd is van de samenkomst, en Hijzelf is de redder van de samenkomst. 5.24 En zoals de samenkomst toegewijd is aan Meshiha, zo zijn ook vrouwen toegewijd aan hun echtgenoten in alles. 5.25 Echtgenoten, houd van uw vrouwen, zoals ook de Meshiha van Zijn samenkomst hield, en zichzelf overgaf omwille van haar, 5.26 met de bedoeling dat Hij haar zou heiligen en haar zuiveren in het wasbekken van wateren en door het woord, 5.27 en met de bedoeling dat Hij haar vormen zou tot een samenkomst voor Hemzelf, verheerlijkt geworden, en zonder smet of rimpel of iets van die aard; en om heilig en vlekkeloos te zijn. 5.28 Dus het betaamt echtgenoten om hun vrouwen lief te hebben, zoals hun eigen lichamen. Want hij die zijn vrouw liefheeft, hij heeft zichzelf lief. 5.29 Want geen mens haatte ooit zijn eigen lichaam, maar voed het, en draagt er zorg voor; zo ook draagt de Meshiha zorg over de samenkomst. 5.30 Want wij zijn leden van Zijn lichaam, en we zijn van Zijn vlees, en van Zijn beenderen.5.31 Omwille van dit verlaat een man zijn vader en zijn moeder, en hecht zich aan zijn vrouw, en zij twee worden één vlees. 5.32 Dit mysterie is groot; maar ik spreek van de Meshiha en van Zijn samenkomst. 5.33 Niettemin, laat eenieder van u zijn vrouw zo liefhebben als zijn eigen zelf; en laat de vrouw haar echtgenoot eerbiedigen. 6.1 Kinderen, gehoorzaam uw ouders in onze Heer, want dit is goed; 6.2 en dit is het eerste gebod met een belofte. Eert uw vader en uw moeder, 6.3 opdat het u goed zou gaan, en uw leven verlengd word op de aarde.6.4 Ouders, kwel uw kinderen niet, maar voed hen op groeiende in de discipline en in de leer van onze Heer.

6.5 Dienaars, zijt toegewijd aan uw meesters wat betreft het vlees, met vrees en beven, en met eenvoud van het hart, zoals tot de Meshiha: 6.6 niet met arbeid die nodig gezien moet worden, alsof u mensen zou behagen, maar als de dienaars van Meshiha die de wil van Aloha doen. 6.7 En dien hen vanuit geheel uw ziel, in liefde, zoals tot onze Heer, en niet zoals tot mensen; 6.8 wetende dat welk goed ook een man doet hij beloond word door onze Heer, of hij nu een dienaar is of een zoon van vrijheid. 6.9 Dus gij, meesters, doe hetzelfde aan uw dienaars; vergeef hun fouten; want gij weet ook dat uw Meester in de hemel is, en er is geen aanzien van persoon bij Hem.

XI. 6:10-24

6.10 Voortaan, mijn broeders, word krachtiger in onze Heer, en in de kracht van Zijn macht. 6.11 En kleedt u in alle pantsers van Aloha, opdat gij bij machte zoude zijn om te blijven staan tegen de listen van de aanklager. 6.12 Want uw worstelen is niet met vlees en bloed, alleen maar met prinsen, en bevoegdheden, en macht -bezitters van de duistere wereld, boze geesten, die allen in die hoge plaatsen zijn. 6.13 Kleedt u daarom  met alle pantsers van Aloha, opdat gij bij machte zoude zijn om de boze te weerstaan, en om voorbereid te zijn in alles, opdat gij zoude weerstaan. 6.14 Staat, daarom, met uw lendenen versterkt met de waarheid, en draagt de borstplaat van gerechtigheid, 6.15 en laat uw voeten geschoeid worden met de voorbereiding van het goede nieuws van de vrede; 6.16 en neem vooral het schild van het geloof tot u, opdat u daarmee zou gemachtigd worden met kracht om al de brandende pijlen van de boze uit te doven; 6.17 en zet de helm des heils op, en neem het zwaard van de Geest welke het woord van Aloha is. 6.18 En met alle gebeden, en met alle smeekbeden, ten allen tijde biddende in de Geest, en wees waakzaam in dat gebed in alle seizoenen, constant biddende en aanroepende voor al de heiligen; 6.19 en ook voor mij, opdat het woord mij gegeven worde met openheid van mijn mond, en ik vrijmoedig het mysterie van het goede nieuws zou verkondigen, 6.20 voor welke ik een ambassadeur ben in ketens, opdat ik zou spreken met vrijheid, zoals het mij betaamd om te spreken. 6.21 En opdat gij ook zoude weten wat mij aanbelangt, en wat ik doe, Zie!, Tykikos, een geliefde broeder, en een trouwe bedienaar van onze Heer, zal het kenbaar maken aan u; 6.22 wie ik naar u heb gezonden omwille van dit, opdat hij u vertrouwd zoude maken met wat betrekking heeft op mij, en uw harten zou vertroosten. 6.23 Vrede zij met de broeders, en liefde met geloof van Aloha onze Vader, en van onze Heer Jeshu Meshiha. 6.24 Genade is met al hen die onze Heer Jeshu Meshiha onvergankelijk liefhebben. Amen.

Beëindigt is nu de brief aan de Ephesoyee, van Paulos geschreven, en gezonden vanuit Ruma, door de hand van Tykikos.  


Copyright en vertaling: 2008 Goethals Jean-Paul.