Titus.

Khabouris codex.

Titus.

De brief van Paulos aan Titos. 

I. 1:1-2:10

1.1 Paulos, een dienaar van Aloha, en apostel van Jeshu Meshiha, voor het geloof van de uitverkorenen van Aloha, en de kennis van de waarheid die in de vreze is van Aloha; 1.2 tot de hoop van eeuwig leven, welke de ware Aloha adviseerde voor de tijden van de eeuwen, en zijn woord heeft geopenbaard in zijn tijd, 1.3 door onze prediking, die was toevertrouwd aan mij door het bevel van Aloha onze heiland: Aan Titos, mijn ware zoon in het gemeenschappelijk geloof. 1.4 Genade en vrede van Aloha de Vader en van onze heer Jeshu Meshiha onze heiland. 1.5 Met het oog op dit liet ik u in Kreta, opdat gij die dingen die nog ontbreken moogt corrigeren, en ouderlingen vormt zoals ik u geboden heb in elke stad. 1.6 Hem die zonder schuld is, en de echtgenoot is van één vrouw, en die gelovige kinderen heeft, die niet verdorven is noch verslaafd aan on-matig-heden. 1.7 Want een ouderling is gebonden om zonder schuld te zijn, als de rentmeester van Aloha; hij zal niet geleid worden door zijn eigen wil, noch opvliegend zijn, noch een overtreder over wijn, noch zal zijn hand haastig zijn om te slaan, evenmin zal hij een liefhebber zijn van smerige winsten. 1.8 Maar hij zal een liefhebber zijn van gasten, en een liefhebber van het goede, en kuis zijn,en redelijk, en heilig, en zichzelf onthouden van lusten; 1.9 en zorgvuldig zijn over het onderwijs van het woord van geloof, opdat hij ook bij machte zou zijn om te troosten door zijn gezond onderwijs, en deze te berispen die omstreden zijn. 1.10 Want er zijn velen die niet in onderwerping zijn, en wiens woorden ijdel zijn, en de gedachten van mensen doen dwalen, met name die van de besnijdenis, 1.11 degenen wiens mond moet gestopt worden. Vele huizen vernietigen ze, en onderwijzen wat ze niet zouden moeten omwille van smerig gewin. 1.12 Een van hen, een profeet van hun eigen, heeft gezegd, de zonen van Kreta zijn altijd leugenaars, gemene beesten, en luie buiken. 1.13 En deze getuigenis is waar! Daarom, berisp hen ernstig, opdat zij goed gezond zouden zijn in het geloof, 1.14 noch het oog richten op fabels van de Jihudoyee, noch op voorschriften van mannen die de waarheid haten. 1.15 Want elk ding is puur tot degenen die puur zijn; maar tot diegenen die vervuild zijn en ontrouw is niets puur, en zelfs hen begrip en hen geweten is vervuild. 1.16 En zij belijden Aloha te kennen, maar in hun werken ontkennen ze hem, en zijn afschuwelijk en ongehoorzaam, en tot elk goed werk verwerpelijk. 2.1 Maar spreekt gij de dingen der gezonde leer , en onderwijs, 2.2 opdat de oudere mannen waakzaam zijn in hen gedachten, en kuis en puur, en gezond in het geloof, en in liefdadigheid, en in geduld. 2.3 En ook de oudere vrouwen, moeten zich op dezelfde wijze gedragen zoals alle heiligen betaamd, en geen lasteraars zijn, noch worden geknecht door teveel wijn, en dat zij goede dingen onderwijzen; 2.4 en dezen die jonge vrouwen zijn leren bescheiden te zijn, en hun echtgenoten en hun kinderen lief te hebben, 2.5 en kuis te zijn en heilig, en goed bewust van hun huizen te zijn, en onderdanig aan hun echtgenoten, opdat niemand het woord van Aloha zou lasteren. 2.6 En vereist van dezen die jonge mannen zijn, dat zij op dezelfde wijze gezond van geest zijn. 2.7 En toon uzelf in alles als een voorbeeld in alle goede werken, en laat er in het onderwijs gezonde toespraak zijn bij u die oprecht is en eerbiedwaardig, 2.8 en die niemand kan verachten, opdat hij die opstaat tegen ons beschaamd moge worden wanneer hij geen haatdragend ding heeft te zeggen tegen ons. 2.9 Laat dienstknechten tot hun meesters onderdanig zijn in elk ding, en hun welgevallig zijn, niet tegensprekende, noch stelende; 2.10 maar laat ze hun goede trouw betonen in elk ding, opdat zij het onderwijs van Aloha onze verlosser in elk ding mogen versieren.

II. 2:11-3:15

2.11 Want de reddende genade van Aloha is verschenen aan alle mensen, 2.12 en onderwijst ons om goddeloosheid en de lusten der wereld te verzaken, en om in deze wereld in puurheid te leven, en in rechtschapenheid, en in de vreze van Aloha, 2.13 terwijl verwachtende de uiterst gezegende hoop en de komst van de heerlijkheid van de grote God, onze heiland Jeshu Meshiha; 2.14 die zichzelf voor ons heeft gegeven om ons te verlossen van alle ongerechtigheid, en tot zichzelf een nieuw volk reinigt, die ijverig is van goede werken. 2.15 Spreek deze dingen, en onderhoud het met alle gezag, en geen mens zal u verachten. 3.1 Breng ze in gedachten dat zij naar vorsten en bevoegdheden luisteren, en gehoorzaam zijn, om voor elk goed werk klaar te zijn . 3.2 En tegen niemand kwaad spreken, noch omstreden zijn, maar zachtmoedig, en dagelijks hun welwillendheid tonen jegens alle mensen. 3.3  Want in de verleden tijd waren ook wij zonder begrip en ongehoorzaam en dwalende, en waren onderworpen aan verschillende lusten; en in boosheid, en we spraken in afgunst, en waren haatdragend, en ook elkander hatende. 3.4 Maar toen de goedheid en genade verscheen van Aloha onze redder, 3.5 niet door werken van gerechtigheid die wij hadden gedaan, maar door zijn eigen genade redde hij ons, door het levende water van de wedergeboorte welke verfrissend is, door de vernieuwing van de geest van heiligheid, 3.6 welke hij overvloedig uitgoot over ons, door Jeshu Meshiha onze verlosser; 3.7 opdat wij door zijn genade zouden gerechtvaardigd worden, en tot erfgenamen zouden worden gemaakt volgens de hoop van het leven die eeuwigdurend is. 3.8 Getrouw is het woord; en ik wil dat gij hen ook in dit bevestigd, dat ze zouden zorg dragen om goede werken uit te voeren, zij die geloof hebben in Aloha. Deze dingen zijn goed en winstgevend tot mensen. 3.9 Maar houd u af van dwaze woordenstrijd, en van verhalen over generatielijsten, en van het geruzie, en het gekibbel van de schrift geleerden; want in hen is geen winst, en zij zijn ijdel. 3.10 Een ketters mens, moet gij na de eerste en de tweede vermaning, smeken, 3.11 bewust zijnde dat degene die zo is afwijkt van de waarheid, en zondigt, en zichzelf veroordeeld. 3.12 Wanneer ik Artema naar u heb gezonden, of Tykikos, draag er dan zorg voor om naar mij te komen te Nikopolis; want in mijn gedachten heb ik besloten om daar te overwinteren. 3.13 En betreffende Zina de wetgeleerde, en Apolo, draag er zorg voor om hen goed te voorzien, opdat het hun aan niets zou ontbreken. 3.14 En laat ook dezen die van ons zijn, leren om goede werken uit te voeren in de dingen die noodzakelijk zijn, opdat zij niet zonder vruchten zouden zijn. 3.15 Allen die met mij zijn vragen voor uw vrede. Vraagt voor de vrede van allen die ons liefhebben in geloof. Genade zij met allen van u. Amen.

Beëindigt is de brief aan Titos, die geschreven is vanuit Nikopolis, en verzonden door Zina en Apolo.

Copyright en vertaling: 2008 Goethals Jean-Paul.